Donker en eenzaam stond hij daar. De kale en afgestompte takken tegen de lichte bovenlucht. Dor en droog.
De jonge bomen, die om hem heen stonden riepen; kijk toch om je heen. Voel de zon. Je bent veel groter en sterker dan wij en je staat daar maar somber te zijn.
En ze keken allen in verbazing omhoog.
De Oude Boom zuchtte en zei moedeloos; maar zien jullie dan niet hoe dor ik ben en zonder bladeren. Kijk eens naar mijn vel. Donkerbruin en hard. Er is geen leven meer in mij. Ik heb de moed niet meer om de sappen uit de aarde omhoog te trekken.
Ze beijverden zich in theorieën hoe dit op te lossen en hoe ze de Oude Boom konden benaderen. De berken, de sparren en de kleine eiken. Alles was in rep en roer.
Ze keken omhoog en zagen het mismaakte lichaam van de Oude Boom tegen het licht van de hemel. Maar als hun boom toestemming gaf, kon de Zon hem dan helemaal alleen beter maken? Hij was immers te moe om de levenssappen uit de aarde omhoog te trekken? Ze besloten naar de Beek achter het bos te gaan en ook hem om raad te vragen.
Het water van de Beek stroomde hen tegemoet. Rustig, helder en kalm.
Beek, wij roepen je hulp in om de Oude Boom, die tussen ons in staat, nieuw leven te geven.
Tja, zei de beek, dat wil ik wel maar wil jullie boom dat ook?
Alleen de boom zelf kan zichzelf nieuw leven geven. Maar mijn water mag hij gebruiken. Als de Oude boom, want ik ken hem wel, weer wil gaan leven moeten we allemaal gaan samenwerken.
Heb je de wind al gevraagd, die kan ook zijn steentje bijdragen.
Maar waar was de Wind.
'Hierrr" ... een zacht briesje beroerde hun lichtgroene takken.
... Jullie willen mij wat vragen?
Oh wind, wat fijn dat je er bent. Je moet ons helpen.
De Zon, de Beek, allemaal doen ze mee.
Rustig, rustig, zei de Wind, wat is er aan de hand.
Wel, zie je die oude bruine boom zonder bladeren?
Zeer, zeer triest, zei de Wind.
Ja, riepen alle jonge bomen. Wij willen hem helpen weer te gaan leven, zodat zijn vel weer mooi wordt en zacht. En misschien krijgt hij dan ook weer blaadjes en wordt hij weer blij. Hij is zo moe en treurig.
Mmm, zei de Wind, hoe denkt hij daar zelf over. Hebben jullie om toestemming gevraagd hem te helpen?
Toestemming? Nee natuurlijk niet. Iedereen wil toch graag beter worden en blij zijn.
De Wind zuchtte en zei; jullie bedoeling is goed en oprecht, maar hebben jullie er wel eens bij nagedacht dat de boom misschien wel helemaal niet beter wil worden? Het kan wel zijn dat hij zijn lange leven in het bos moe is en graag wil sterven.
Ze keken nogmaals omhoog naar hun vermoeide zieke Boom. Zou dat zo kunnen zijn?
Zou de Boom niet meer in hun heerlijke geurige bos willen staan?
Verward keken ze elkaar aan. Nee, aan zoiets hadden ze nooit gedacht.
Wel, zei de Wind, vraag het hem. Als de Boom inderdaad niet meer wil leven kunnen we niets voor hem doen.
Ook de aarde niet die hem draagt en waarin hij wortels heeft. Ik wil je niet van het kastje naar de muur sturen, maar wat zegt Aarde er van?
De Aarde had alle verhalen allang gehoord en was ontroerd door de liefde van de jonge bomen voor de Oude Boom die hij had groot gebracht.
Natuurlijk zal ik mijn krachten geven. Dat doe ik al zo lang, maar hij luistert niet.
Gezamenlijk besloten ze zich te richten tot de Oude Boom.
Oude Boom, wij houden allemaal zoveel van je dat we je graag willen helpen weer gezond te worden. Samen met al je vrienden.
De Zon wil zijn warmte geven. De Beek zijn water. De Wind zijn kracht en de Aarde zal het gemakkelijker voor je maken de levenssappen op te trekken.
Wat denk je hiervan. Wil je dat?
De Oude Boom , die mismoedig zijn stijve takken liet hangen, hief verrast zijn hoofd op en keek neer op het vrolijke groen van de jonge bomen ... Waren er werkelijk zovelen die van hem hielden? Hij had altijd gedacht alleen te zijn met zijn zorgen en verdriet.
Vol verwachting luisterden de jonge bomen.
Toestemming schreeuwde de Oude Boom ineens. Toestemming. Ik dank God en de elementen dat hij jullie om mij heen heeft geplant.
En het was of de Oude Boom zijn wortels met kracht in de Aarde drong. Het leek of zijn oude vel glom van nieuwe levenslust.
Ineens daverde het ganse bos.
De Aarde barstte open. De beek trad buiten zijn oever en liet zijn water stromen naar de Oude Boom.
De Wind joeg het water omhoog tot in de hoogste takken. De Zon verwarmde de kruin van de boom, die zich ophief in vol vertrouwen.
De jonge bomen keken toe en zagen het wonder in ontzag gebeuren.
Het harde verbrokkelde vel van de Oude Boom barstte open en een nieuwe huid werd zichtbaar. De Boom schudde en trilde en liet alles gebeuren.
Hij hief zijn kruin naar de Zon en dankte de elementen voor hun kracht en hulp.
Alles gaf hij prijs.
Alles wat verdord en verdroogd was. De Wind raasde om de Boom heen en ontdeed hem van alle onnodige ballast.
De Zon verwarmde alle nieuwe vochtige levenssappen die uit de opengebarsten huid kwamen.
Het leken oude tranen. Tranen die de boom liet zien en met anderen wilde delen.
Eindelijk!
Toen, na alle geweld werd het stil in het bos.
De Zon scheen, de Beek stroomde en de Wind luisterde.
Het was alsof het bos wachtte.
En kijk, daar stond hun Boom. Sterk er rustig. De kruin omhoog, de takken open en naar boven gericht. Het leek of de Boom glimlachte.
En kijk, kijk ...
Aan een van zijn takken zat een klein groen blaadje. Nog half in knop, wachtend op een nieuw voorjaar.
De jonge bomen dankten de Aarde, de Zon, de Wind en de Beek en hieven gezamenlijk hun jonge takken naar de Boom omhoog.
Ze omstrengelden voorzichtig hun grote vriend, want ze wisten dat ze elkaar allemaal nodig hadden om te kunnen groeien.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat een reactie achter