Genietend en gemoedelijk,
gezapig en genoeglijk,
langs zandige,
stilstaande paden,
een schroeihete zon in de rug,
als een twee-één
symbool
ver voor zich uit
hun frele schaduw werpend,
kuieren ze zonder
verzuchting
dan samen en vredig te zijn.
Te worden verwarmd en
verlicht,
genotvol
nergens heen te gaan,
nergens vandaan te
komen,
gewoon: te Zijn
en voort te kuieren
met lichte tred op blote
voet
los van 't gevoel zich te verplaatsen,
vrij van 't gevoel ooit te
verwijlen.
Zonder vragen,
zonder antwoord noch suggestie,
van
binnenuit
de eeuwigheid
te proeven en te smaken,
elkaar
volgend
zonder weten
wie voorgaat,
wie nakomt.
Arm in arm,
de
vingeren gestrengeld
of het nooit anders was,
de voeten in de madeliefjes
nu,
het hoofd in de koelblauwe hemel,
het hart in God.
Pierre De Paepe
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat een reactie achter