dinsdag 20 maart 2012

God speelt graag verstoppertje


In 1966 schrijft Alan Watts (kleurrijk filosoof, schrijver en spreker over Zen en andere Oosterse filosofieën) dat Zelfkennis of 'weten wie je bent', het laatste taboe zou zijn. Vanuit die stelling schrijft hij het boek met diezelfde stelling als titel. Het is het boek dat hij stiekem bij zijn kinderen, onder het kussen zou willen leggen. Het boek dat antwoord zou moeten kunnen geven op het geheim van het leven en het bestaan. In onderstaand stuk beschrijft hij treffend door middel van beeldspraak hoe de vork in de steel steekt.

Het is onmogelijk en zelfs absurd om te beseffen dat ikzelf, mijn Zelf, niet in de druppel alleen zetelt, maar in heel de golf van energie die reikt van de sterrenstelsels tot aan de atoomkrachtvelden van mijn lichaam. Op dit bestaansniveau ben 'ik' onmetelijk oud; mijn vormen zijn oneindig, en hun komen en gaan zijn eenvoudig de kloppingen of trillingen van één enkele en eeuwigdurende energiestroom.

De moeilijkheid bij het beseffen hiervan is dat het denken-in-begrippen dit niet kan vatten. Het is alsof de ogen zouden proberen zich rechtstreeks te bekijken, dan wel alsof je probeerde de kleur van een spiegel te beschrijven in termen van kleuren die in de spiegel weerkaatst worden. Precies zoals gezichtsvermogen meer is dan alles wat gezien wordt, kan de basis of 'grond' van ons bestaan en onze bewustheid niet worden begrepen in termen van wat bekend is. Daarom zijn we genoopt via de mythe over die grond te spreken - dat wil zeggen door middel van speciale metaforen, analogieën en beelden die zeggen waar die op lijkt, niet wat die is.

Aan het ene uiterste van zijn betekenis, is 'mythe' fabel, leugen of bijgeloof. Maar aan het andere uiterste, is 'mythe' een nuttig en vruchtbaar beeld waarmee we het leven plausibel maken op ongeveer dezelfde manier dat we elektrische krachten verklaren door die te vergelijken met het gedrag van water of lucht. Toch moet 'mythe' in deze tweede zin niet letterlijk worden genomen, precies zoals elektriciteit niet moet worden verward met lucht of water.

Aldus moet je er bij het gebruik van mythe voor oppassen, beeld en feit niet met elkaar te verwarren, want dat zou erop neerkomen dat je in de wegwijzer klimt in plaats van de weg te volgen.

Mythe is dan de vorm waarin ik probeer te antwoorden als kinderen mij die fundamentele metafysische vragen stellen die zo gemakkelijk bij hen rijzen: 'Waar kwam de wereld vandaan?' 'Waarom maakte God de wereld?' 'Waar was ik voor ik geboren werd?' 'Waar gaan mensen heen als ze doodgaan?'. Keer op keer ondervond ik dat ze tevreden schijnen te zijn met een eenvoudig en zeer oud verhaal dat ongeveer luidt als volgt:

Er was nooit een tijd dat de wereld begon, want ze gaat in het rond als een cirkel, en er is geen plek op een cirkel waar deze begint. Kijk maar naar mijn horloge dat de tijd aangeeft; dat gaat rond, en zo herhaalt de wereld zich keer op keer. Maar precies zoals de urenwijzer van het horloge naar de twaalf klimt en zakt naar de zes, zo is er ook dag en nacht, waken en slapen, leven en sterven, zomer en winter. Je kunt geen van deze hebben zonder de andere, want je zou niet kunnen weten wat zwart is tenzij je het naast wit had gezien, of wat wit is tenzij naast zwart.

Op dezelfde manier zijn er tijden dat de wereld is, en tijden dat ze niet is, want als de wereld zonder rust eeuwig door zou gaan, zou ze vreselijk moe worden van zichzelf. Ze komt en gaat. Zo zie je haar; en zo weer niet. Dus omdat ze niet moe wordt van zichzelf, komt ze altijd weer terug nadat ze is verdwenen. Het is als je adem: die gaat in en uit, in en uit, en als je die aldoor probeert in te houden, dan voel je je beroerd. Het is ook als verstoppertje-spelen, want het is altijd leuk om nieuwe manieren te ontdekken om je te verstoppen, en om naar iemand te zoeken die zich niet altijd op dezelfde plek verstopt. God speelt ook graag verstoppertje, maar omdat er niets is buiten God, heeft Hij niemand dan zichzelf met wie Hij spelen kan. Deze moeilijkheid omzeilt Hij door te doen alsof Hij niet zichzelf is. Dat is Zijn manier om zich voor zichzelf te verstoppen. Hij doet alsof Hij jou is, en mij en alle mensen op de wereld, alle dieren, alle planten, alle rotsen en alle sterren. Op die manier beleeft Hij vreemde en schitterende avonturen waarvan sommige vreselijk zijn, en angstaanjagend. Maar die zijn net enge dromen, want als Hij wakker wordt, verdwijnen ze.

Welnu, als God zich verstopt en doet alsof Hij jou en mij is, doet Hij dat zo grondig dat Hij een hele tijd nodig heeft om zich te herinneren waar en hoe Hij zich verstopte. Maar dat is de gein juist - net waar het Hem om ging. Hij wil zichzelf niet al te gauw opsporen, want dan zou de lol eraf zijn. Daarom is het voor jou en mij zo moeilijk om tot de ontdekking te komen dat we God in vermomming zijn, die doet alsof Hij zichzelf niet is. Maar als het spel lang genoeg geduurd heeft, worden we allemaal wakker, houden we op met komediespelen, en herinneren we ons dat we allemaal één enkel Zelf zijn - de God die het enige is dat er bestaat, en die eeuwig leeft.

Natuurlijk moet je niet vergeten dat God niet zo is gevormd als een mens. Mensen hebben een huid, en er is altijd iets buiten die huid. Als dat niet zo was, zouden we het verschil niet weten tussen wat er binnenin ons lichaam zit en wat zich daarbuiten bevindt. Maar God heeft geen huid en geen vorm, want er is voor Hem geen buitenkant. (Is het kind voldoende intelligent, dan illustreer ik dit met een Moebiusstrip - een ring van papierband die éénmaal zodanig is verdraaid dat die maar één zijde en één rand heeft). De binnen- en de buitenkant van God zijn dezelfde. En hoewel ik over God sprak als 'Hij' en niet als 'Zij', is God geen man en geen vrouw. Ik zei ook niet 'het', want daarmee duiden we gewoonlijk niet-levende dingen aan.

God is het Zelf van de wereld, maar je kunt God niet zien - om dezelfde reden dat je zonder spiegel je eigen ogen niet zien kunt, en je beslist niet in je eigen tanden kunt bijten, of binnenin je hoofd kunt kijken. Jouw Zelf is zo slim verstopt, omdat het God Zelf is die zich verbergt.

Je zou de vraag kunnen stellen, waarom God zich soms verbergt in de vorm van afschuwelijke mensen, of doet alsof Hij mensen is die erg ziek zijn of veel pijn lijden. Bedenk dan vóór alles, dat Hij dit niemand dan Zichzelf echt aandoet. Vergeet evenmin dat in bijna alle verhalen waarvan je geniet, er goede zowel als slechte mensen moeten zijn, want de sensatie van het verhaal zit hem in het te weten komen hoe de goede mensen de overhand zullen krijgen over de slechte. Het is hetzelfde als wanneer we kaartspelen. Aan het begin van het spel schudden we de kaarten allemaal door elkaar. We maken er een troep van, zoiets als de slechte dingen in de wereld. Maar waar het in het spel om gaat, is die rotzooi weer op orde te brengen, en wie dat het beste doet, heeft gewonnen. Dan schudden we de kaarten opnieuw, en spelen nòg een keer. En zo gaat het met de wereld.

Dit verhaal dat duidelijk een mythische vorm heeft, geef ik niet als een wetenschappelijke beschrijving van hoe de dingen zijn. Gebaseerd op de analogieën van spel en toneel en gebruikmakend van dat zeer versleten woord 'God' voor de Speler, pretendeert het verhaal slechts een benadering te geven van hoe de dingen zijn. Ik gebruik het net als astronomen het beeld gebruiken van het opblazen van een zwarte ballon met witte stippen erop die de sterrenstelsels voorstellen, om het uitdijend heelal te verklaren. Maar voor de meeste kinderen, en voor vele volwassenen, is de mythe zowel begrijpelijk en eenvoudig als fascinerend. Daarentegen zijn zovele andere mythische verklaringen van de wereld grof, verwrongen en onbegrijpelijk. Maar vele mensen denken dat het geloven in de onbegrijpelijke beweringen en symbolen van hun godsdiensten het bewijs is van echt geloof. 'Ik geloof', zei Tertullius over het Christendom, 'omdat het absurd is'.

Mensen die zèlf denken, accepteren geen ideeën op dit soort gezag. Zij voelen zich niet alsof het geloof in wonderen en vreemde doctrines hun is opgedragen zoals Abraham geloofde dat God hem had opgedragen zijn zoon Isaac te offeren.

Zelfkennis, het laatste taboe,
Alan Watts (1915 - 1973)

Voor meer informatie over Alan Watts

Er is een boek verschenen bij uitgeverij Samsara (Word wat je bent) waarin Alan's zoon Mark Watts teksten van zijn vader heeft gebundeld die nog nooit in boekvorm zijn verschenen.

Onderwerpen zijn o.a.: psychologie, psychotherapie, zenboedhisme, mystiek, hindoeïsme en taoïsme.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat een reactie achter