vrijdag 17 februari 2012

De taal van het sprookje


Sprookjes zijn van alle tijden, ze staan in feite buiten de tijd:
er was eens ...

In het sprookje is geen gebondenheid aan tijd of plaats, de toverkracht heerst, de handeling is amoreel, de hoofdpersoon overwint het kwaad door zijn kinderlijke argeloosheid of is een kind. Het sprookje plaats innerlijke krachten en machten buiten ons. Daardoor worden ze zichtbaar. We leren volgens Jung inhouden pas kennen als we ze projecteren, en dat doet het sprookje voor ons.

Bovendien wordt in het sprookje het goede beloond en het kwade bestraft, terwijl uiteindelijk het goede overwint: het sprookje loopt goed af. Aan de hand hiervan beleeft het kind zijn eigen processen, terwijl het gunstige verloop van het verhaal waarschijnlijk zijn vertrouwen in het leven gunstig beïnvloedt.

Liefde is de sleutel tot de oplossing van de moeilijkheden die de held in sprookjes tegenkomt. Door liefde verwerft de hoofdfiguur zich meestal helpers die later onmisbaar blijken te zijn voor het bereiken van het doel. In sommige gevallen overwint ze het kwade niet door strijd maar door liefde ervoor: het monster in Het meisje en het monster.

Een sprookje toont ons vaak onze afkomst, die transcendent is. In veel sprookjes moet de hoofdpersoon afdalen en vaak verliest deze de koninklijke gewaden en/of zijn of haar kroon. Dit doet denken aan het feit dat de mens weet van geestelijke afkomst te zijn maar er in het dagelijks leven maar weinig van laat zien.
Vaak ook is de prins vermomd als een dier: een kikker of een beer.

Als de prins verlost wordt (Sneeuwwit en Rozerood) valt de berenhuid van hem af en staat hij daar in zijn stralende kleed. Dat kleed was er natuurlijk steeds al; we kunnen zeggen dat onze koninklijke afkomst steeds aanwezig is. Hij schijnt tijdens ons leven, of misschien tijdens vele levens die wij doormaken, ontdekt te moeten worden. Want de mens is vermomd als zoogdier.

Sprookjes rekenen drastisch af met schijnvertoningen. Een heks is een heks, al doet ze in het begin nog zo aardig. En ze verbrandt in haar eigen kwaad. Het kwaad en het goede zijn in het sprookje echter uit elkaar gehaald en gepersonifieerd door verschillende figuren. Dit wijst op het feit dat het hele sprookje in zijn totaliteit een menselijk karakter uitbeeldt. De figuren beelden dus karaktertrekken uit, en niet mensen in de omgeving van de centrale figuur. Desondanks zal het kind, best in sommige figuren mensen uit zijn omgeving herkennen. .. maar dan wel steeds in het aspect dat hem tijdelijk treft. Later zal zo'n sprookjesfiguur helemaal niet meer op de persoon in kwestie lijken.

Maar de held(in) is onveranderlijk goed. Dit manifesteert zich vaak in trouw aan de ouder of aan de geliefde, die door dik en dun gediend wordt. En, hoe dom of zwak de held aanvankelijk ook mag zijn, hij overwint altijd ... en wordt rijkelijk beloond.

Nu kan men zeggen: trouw alleen is niet genoeg. Ook daarop echter geeft het sprookje een antwoord: de held krijgt hulp, soms door de opdrachtgever, vaak door wezens die hij tijdens zijn tocht een dienst heeft bewezen. Iedere goede daad wordt beloond met meer vermogen om het goede te dienen, ieder kwaad straft zichzelf. Dit is in overeenstemming met de wet van karma zoals wij die kennen. We moeten aannemen dat de rijke beloning aan het eind ook goed karma is, namelijk het vermogen om goed te doen.

Aan het eind van het sprookje is de held volwassen. Hij(Zij) mag de prins/prinses trouwen. Hij mag de regering op zich nemen van het koninkrijk van zijn vader of opdrachtgever, of van een koninkrijk dat hij zelf verlost heeft, in Twaalf Paar Gouden Schoentjes in één Nacht bij voorbeeld. Het komt op hetzelfde neer: de held heeft zijn innerlijke krachten vrijgemaakt en heerst nu in eigen innerlijk.

De verschillende interpretaties: seksuele volwassenheid, psychologische volwassenheid en spirituele volwassenheid komen in het sprookje duidelijk voor. Niet alleen moet de held vaak beproevingen doorstaan op verschillend niveau, maar ook dient het hele sprookje vaak als inwijding: de held wordt vernietigd, opgegeten, gevangen gezet of iets dergelijks en pas na zijn verlossing (die vaak mede verlossing betekent van anderen) 'erft hij zijn koninkrijk' dat wil zeggen komt hij in een hogere staat van bewustzijn; dit wordt dan vaak benadrukt door de mededeling: 'en ze leefden nog lang en gelukkig'. Het 'verlossen' van de andere figuren kan dus betekenen: van mensen in de omgeving van het individu, maar ook: van andere innerlijke krachten van het individu.

In sprookjes bereikt de held het gewenste resultaat: de bevrijding van de prinses door doorzettingsvermogen, trouw aan de gegeven opdracht die bovendien vaak uit liefde aangenomen werd, hulp van door eigen daden verworven vrienden, en een soort argeloosheid die vaak voor domheid versleten wordt. 'Laat mij maar gaan, vader', zegt de verguisde jongste zoon nadat zijn oudere broers gefaald hebben. En hij gaat op weg, vaak minder goed uitgerust dan zijn broers, 'omdat een goede uitrusting aan zo'n domoor toch niet besteed is'.

Hij passeert zonder kleerscheuren de punten waar zijn arrogante, luie, op plezier uit zijnde broers gefaald hebben en worstelt zich stukje voor stukje door de moeilijke opdracht heen. Na het slagen volgt dan de beloning: hij krijgt de prinses tot vrouw, of iets dergelijks. Deze twee voorwaarden: het doen van je plicht, en de verbondenheid met God, (in het sprookje vertegenwoordigd door de koning namens wie de held de opdracht vervult) geven de basis weer van spiritualiteit. Deze spiritualiteit wordt ons voorgehouden in sprookjes. Maar op een manier die niet belerend, doch alleen suggestief is.

Al dit soort zaken zijn te moeilijk voor een kind. Voorlopig projecteert het zijn lieve moeder of tante op de figuur van de fee, de moeder op wie het boos is op de heks of de stiefmoeder. Zijn eigen boosheid is een betovering en als de boosheid over is dan is de betovering opgeheven. Vaders zijn soms reuzen, die de wolf verslaan die op de kleuter loert als hij in zijn bed ligt. En zelf is het kind onveranderlijk de held met wie het uiteindelijk goed afloopt. De kwade machten zijn verslagen. Dit betekent de uiteindelijke overwinning van het goede in de mens, voorlopig weliswaar geexterioriseerd, maar vanwege het feit dat de kwade de goede machten tenslotte geïnterioriseerd worden, van enorme betekenis. Een sprookje houdt zich niet bezig met gezapigheid, maar met hoogst dramatische situaties. En steeds leiden ze tot iets nieuws: een nieuwe geboorte (Roodkapje) of een huwelijk (Sneeuwwitje). En tot het beérven van het koninkrijk.

De meeste sprookjes volgen hetzelfde patroon:

Een wanhopige verweesde jonge man of vrouw, verbannen uit zijn of haar ouderlijk huis, wordt na verschillende beproevingen en vele tegenslagen gered door en herenigd met iemand die hij of zij liefheeft - een ouder of iemand van een koninklijke familie.

Assepoester is een goed voorbeeld hiervan: het verweesde kind wordt door haar slechte stiefmoeder en lelijke stiefzusters in de val gelokt en getiranniseerd,

Wat betekent: dat de menselijke ziel van haar spirituele natuur of 'vader in de hemel' is vervreemd en de onaangename heerschappij en invloed van de lagere kant van de menselijke natuur moet ondergaan. Deze personen zijn niet haar natuurlijke bloedverwanten, en dit suggereert: dat de menselijke ziel met recht tot het betere deel van haar menselijke natuur behoort. peettante: Door zuiverheid en deugdzaamheid verwerft ze de steun en hulp van haar feeachtige peettante, de spirituele ziel.

In menig sprookje komt de peettante en gever van geschenken voor als zinnebeeld van de betere eigenschappen van de menselijke ziel, die in de vorm van verdiensten tot uitdrukking komen.

Uit Masks of Odin: Deze kracht van elfjes, die de menselijke ziel met haar goddelijke bron verenigt, is het kanaal (of het elfje) dat aan zijn kind alle spirituele eigenschappen toekent die het 'verdient'.

Om welk verhaal het ook gaat, het is eenvoudig een spiegelbeeld van onszelf. De erin voorkomende figuren zoals de koning, koningin, prins en prinses, vader, fee, heks, kikker, reus, menseneter, elfje, draak, een wit paard, beest en weeskind, maken deel uit van ieder van ons. Onze sterke en zwakke eigenschappen worden uitgebeeld in verschillende personages, die allemaal in onze evolutionaire groei een rol spelen. Na vele worstelingen en hindernissen - de ontwikkeling van het verhaal - vinden we tenslotte de prins of prinses - ons hogere Zelf - waarmee we trouwen en daarna nog lang en gelukkig leven.

totdat we de bladzijde omslaan voor het volgende verhaal.

Is het mogelijk over sprookjes te spreken, zonder ze kapot te maken? Sprookjes 'uitleggen' betekent vaak een verstoring van de tere en betoverende wereld die in de sprookjes opbloeit. Toch willen we niet alleen van de sprookjes genieten, maar ze ook begrijpen. Daarom moeten we afdalen in ons onderbewustzijn, het gebied dat we enigszins kennen uit de droom.

Bron: VKVisie - A. Haccou

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat een reactie achter