De jongen liep naar huis. Hij passeerde het huis van Lilly. Zij was altijd vrolijk. Aanstekelijk vrolijk. En dat terwijl het leven haar toch wel het nodige had gebracht. Haar man had haar verlaten. Eén van haar kinderen had een zwakke gezondheid. Ze had het niet breed en had twee banen nodig om haar gezin te onderhouden.
De jongen hielp haar wel eens, aangetrokken als hij was door haar blijheid. Hij deed soms boodschappen of kleine klusjes.
‘Waarom ben je nu altijd zo vrolijk?’, vroeg hij eens.
‘Waarom zou ik niet vrolijk zijn?’, antwoordde Lilly. ‘Het leven is toch veel te kort om niet vrolijk te zijn?’
‘Is dat niet wat simpel?’, vroeg de jongen, ‘Je man heeft je alleen gelaten voor een andere vrouw en daardoor zit je in geldproblemen’.
‘Ik zit niet in geldproblemen’, antwoordde Lilly. ‘Ik ben zo rijk dat ik twee banen heb waardoor ik alles kan kopen
voor mij en mijn kinderen’.
voor mij en mijn kinderen’.
‘Dat bedoel ik niet’, zei de jongen. ‘Als je man je niet had verlaten dan had je net zoveel geld en hoefde je niet te werken.’
‘En dan leefde ik met een man die niet gelukkig is met me’, antwoordde Lilly. ‘Nou, dat is rijkdom!’
‘Ben je dan niet boos op hem?’, vroeg de jongen.
‘Boosheid maakt je niet blij’, antwoordde Lilly. ‘Wat heb je aan wrok en somber terugkijken naar het verleden. Ik kijk in de spiegel en dan zie ik een mooie vrouw. Ik heb geen man nodig om dat te bevestigen. Ik geniet van de mensen die me opzoeken, zoals jij. Ik zing liedjes met mijn kinderen.
Wat meer heb ik nodig?
‘Ben je dan niet bang dat je kind nog zieker wordt?’, vroeg de jongen. Hij durfde niet uit te te spreken dat het kind misschien dood zou gaan.
Wat meer heb ik nodig?
‘Ben je dan niet bang dat je kind nog zieker wordt?’, vroeg de jongen. Hij durfde niet uit te te spreken dat het kind misschien dood zou gaan.
‘Nee’, zei Lilly. Angst maakt je ook niet blij. Weet je, ooit moeten we afscheid nemen van datgene wat ons lief is. Jij kunt doodgaan. Ik kan doodgaan. Over honderd jaar zijn wij allebei dood. Misschien herinnert iemand zich ons dan nog, maar verder zijn we maar een momentje geweest in de eeuwigheid van de tijd. En dat momentje moet je koesteren. Het moment ligt niet in het verleden toen ik danste met mijn man. Het moment ligt ook niet in de toekomst als ik zal genieten van mijn kleinkinderen. Het moment is er nu. Hier bij jou en mij. We kunnen het zien en voelen. We kunnen het leven. Wat heerlijk dat ik dit moment met jou mag meemaken.’
‘Jij maakt me altijd zo blij’, zei de jongen.
Lilly lachte. ‘Kom, laten we een liedje zingen.’
Ze zongen uit volle borst. Er passeerden twee mensen die bleven staan om te luisteren. De kinderen van Lilly kwamen uit het huis en dansten op het gezang van hun moeder en de jongen. Toen het liedje over was klapten de passanten en boog Lilly zich in hun richting. Daarna kuste ze de jongen. ‘Dank je voor dit moment’, zei ze.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat een reactie achter