Posts tonen met het label Kerstmis. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Kerstmis. Alle posts tonen

maandag 13 december 2021

Een witte kerst



Er was eens een man die het kerstfeest grondig wilde vieren. Hij haalde een laddertje uit de schuur en spande langs het plafond de rode papieren slingers die daarvoor garant zijn. Aan de lamp hing hij één van die rode bellen, die opgevouwen weinig lijken, maar naderhand nog aardig meevallen. Toen dekte hij de tafel. Hij had hiervoor urenlang over drie winkels verdeeld in de rij gestaan, maar het zag er dan ook goed uit. Naast elk bord stak hij ten slotte een kaarsje aan, waarvan je er tien in een doos koopt, en klapte in zijn handen. Dit was het teken om binnen te komen. Zijn vrouw en kinderen, die al die tijd in de keuken elkaar met een verlegen glimlach hadden aangekeken, kwamen bedremmeld binnen.

"Nee maar," zeiden ze, "dat had je niet moeten doen."

Maar omdat hij het toch gedaan had gingen ze blij zitten
en keken elkaar warm aan.

"En nu gaan we niet alleen smullen," zei de man, "we moeten ook beseffen wat er nu eigenlijk gebeurd is."

En hij las voor hoe Maria en Jozef alle herbergen afliepen, maar nergens was er plaats. Maar het kind werd ten slotte toch geboren, zij het in een stal. En toen begonnen ze te eten, want nu mocht het, al was er dan veel ellende in de wereld.

"Kijk," zei de man "dat is nu Kerst vieren en zo hoort het eigenlijk." En daarin had hij gelijk. En zij verwonderden zich over de hardvochtigheid van al die herbergiers, maar het was ook tweeduizend jaar geleden moet je denken, zo iets kwam nu niet meer voor. En op dat ogenblik werd er gebeld. De man legde de banketstaaf die hij juist aan de mond bracht, verstoord weer op zijn bord.

"Dat is nu vervelend," zei hij, "er is ook altijd wat." Hij knoopte zijn servet los, sloeg de kruimels van zijn knie en slofte naar de voordeur.

Er stond een man op de stoep met een baard en heldere, lichte ogen. Hij vroeg of hij hier ook schuilen mocht, want het sneeuwde zo. Het was namelijk een witte Kerst, dat heb ik nog vergeten te zeggen, hoe kan ik zo dom zijn. De beide mannen keken elkaar een ogenblik zwijgend aan en toen werd de één door een grote drift bevangen.

"Uitgerekend op Kerstmis," zei hij, "zijn er geen andere avonden." En hij sloeg de deur hard achter zich dicht. Maar terug in de kamer kwam er een vreemd gevoel over hem en de tulband smaakte hem niet. "Ik ga nog eens even kijken," zei hij, "er is iets gebeurd, maar ik weet niet wat."

Hij liep terug naar de stoep en keek in de warrelende sneeuw. Daar zag hij de man nog juist om de hoek verdwijnen, met een jonge vrouw naast zich, die zwanger was. Hij holde naar de hoek en tuurde de straat af, maar er was niemand meer te zien. Die twee leken wel in de sneeuw te zijn opgelost. Want het was, zoals gezegd, een witte Kerst. Toen hij weer in de kamer kwam zag hij bleek en er stonden tranen in zijn ogen.

"Zeg maar even niets," zei hij, "die wind is wat schraal, het gaat wel weer over." En dat was ook zo, men moet zich over die dingen kunnen heen zetten. Het werd nog een heel prettig Kerstfeest, het was in jaren niet zo echt geweest. Het bleef sneeuwen, de hele nacht door en zelfs het kind werd opnieuw in een schuur geboren.

Uit: "Sprookjes van Godfried Bomans"

donderdag 9 december 2021

Een kerstverhaal


De keizer was een lastige keizer. Nukkig, driftig en schreeuwerig.

Het jaar daarvoor wilde hij Kerstmis al in oktober vieren, met een kerstboom die iets heel bijzonders moest zijn. Daartoe hadden de lakeien een danseres als boom opgetuigd en het arme meisje heeft zo de hele avond doodstil op één been moeten staan. Wat zou het dit jaar worden? Gelukkig niets in oktober. Niets in november, nog niets op tweeëntwintig december. Maar toen, op de avond van de vierentwintigste, beukte de keizer met zijn zware gouden kroon op de eikenhouten tafel en riep:"Ik wil het kerstverhaal horen!"

"Maar Sire," antwoordde de eerste lakei bevend,
"dat kent u toch al?"

"Kennen?" riep de keizer, "kennen? Ik wil het horen!"

"Pardon Sire, welk kerstverhaal bedoelt u eigenlijk?"
vroeg de tweede lakei onderdanig.

"Versta je me niet?" schreeuwde de keizer.
"Het kerstverhaal zei ik."

"Maar-maar-maar welk is hèt-hèt-hèt?"
stotterde de derde lakei lijkbleek.

De keizer smeet zijn gouden kroon op de spiegelgladde vloer, zodat het ding kletterend door de zaal vloog en in een hoek tegen het gordijn plofte. "Ga het zoeken!" bulderde de keizer. De lakeien vlogen naar de hoek, raapten gedrieën de kroon op en kwamen er op een deftig drafje mee aanzetten. "Ik bedoel het verhaal," schreeuwde de keizer, purper van woede. "Zoek het kerstverhaal en vertel het me. Onmiddellijk. Mars."

De lakeien zetten de kroon neer en verlieten achteruitlopend de zaal, diepe buigingen makend, zodat ze buiten in de gang over elkaar heen vielen.

"Phoe," sprak de eerste. "Boe," sprak de tweede. "Foei, foei, foei," stotterde de derde. Daarop begaven ze zich naar de keizerlijke bibliotheek en begonnen in alle kerstboeken te bladeren om hèt kerstverhaal te vinden.

Een uur later klopte de eerste lakei bescheiden aan de deur van de troonzaal en trad binnen. Hij plaatste een gouden krukje met geborduurde zitting op enige afstand van de troon, ging erop zitten, sloeg een groot boek open en legde het op zijn satijnen knieën.

"Houd op met al die poespas en begin!" beval de keizer.

De lakei zette een lorgnet op de neus en begon statig te lezen:

"Het was een bitter koude nacht. De sneeuw viel in dikke vlokken omlaag en het vroor dat het kraakte. Over het eenzame bospad liep een rendier en trok hijgend een zware slee, waarop de kerstman ..."

"Kwatsch!" riep de keizer. "Ik wil kerst en geen kerstman.
Ga in de hoek staan."

De eerste lakei verloor zijn deftigheid niet. Hij legde het boek neer, nam zijn lorgnet af, stond op en schreed met waardige passen naar een hoek van de zaal waar hij in de houding ging staan, met zijn neus in het gordijn.

Enkele minuten later klopte de tweede lakei aan, trad binnen, ging op het krukje zitten, sloeg zijn boek open en begon te lezen:

"Er was eens een boompje dat had groene blaadjes die in de herfst rood werden en daarna geel en tenslotte afvielen. Toen werd het boompje toch zo treurig. Het dacht: had ik toch naalden, dan zou ik in de winter niet kaal zijn en een kerstboom kunnen ..."

"Kwatsch!" riep de keizer. "Ik wil kerst en geen kerstboom.
Ga in de hoek staan."

Ook de tweede lakei stond gehoorzaam op
en liep naar de tweede hoek.

Daarop verscheen de derde lakei. Hij had een klein stoffig boekje gevonden: hij bleef staan en begon meteen voor te lezen:

"Lang ge-geleden leefde er eens een boe-boerenzoon en die had in zijn hoe-, hoe-, hoenderstal een heleboel dieren. Maar toen het december was, dacht hij ineens: ik heb geen kerst-, geen kerst-, geen kerst-"

"Ah," sprak de keizer. "Net als ik. Dat begint er op te lijken.
Ga door."

"Geen kerst-, geen kerst-, geen kerstgans."

De keizer werd paars. "In de hoek," brulde hij. En ook de derde lakei ging stram in de hoek staan, met zijn neus tegen het schilderij van de vorige keizer.

Toen werd de lijfwacht opgetrommeld. De kapitein verscheen aan het hoofd van zijn manschappen; stelde zich op voor de troon, salueerde en sprak:

"Present Majesteit."

"Ik wens het kerstverhaal," beval de keizer.
"Ga het onmiddellijk zoeken."

"Het kerstverhaal zoeken," antwoordde de kapitein,
"jawel Majesteit."

Hij salueerde opnieuw en marcheerde met zijn mannen de troonzaal uit. Nu doorzocht de lijfwacht het gehele paleis. Niet alleen de bibliotheek maar ook alle verdere vertrekken en ook alle kamers. Van de hofdames, van de poetsknechten, van de vaatwas meiden, van de kamerdienaren, van de koks en van de stalmeesters, werden de kamers doorzocht. Alle boeken waar een kerstverhaal in stond, werden verzameld en in optocht naar de keizer gebracht.

"Lees voor," snauwde de keizer.

De kapitein salueerde en begon in het eerste boek. Maar dat verhaal ging over een kerstpudding en de keizer rukte de kapitein het boek uit de handen en smeet het tegen de muur. De kapitein salueerde en nam het volgende verhaal. 'De kerstkrans' heette dat en de keizer schopte het boek tegen het plafond. Zo ging het maar door. De kerstroos, de kerstkaars, de kerstman, alle boeken werden door de keizer weggesmeten.

"Namaak! Ik wil het echte, ga het zoeken, onmiddellijk.
Ik wens het vanavond te horen!"

"Vanavond te horen," antwoordde de kapitein en marcheerde saluerend weg. Maar in de deur botste hij tegen de oude keukenmeid en die riep:

"Waar blijven de lakeien om de soep op te dienen?"

"Soep," bulderde de keizer. "Wie durft daar over soep te spreken? Ik wil geen soep. Ik wil het kerstverhaal!"

De oude keukenmeid kon niet lezen of schrijven. Ze droeg een vette voorschoot, ze had glimmende wangen
en dikke ronde armen.

"Nou, nou," zei ze, "het kerstverhaal." Ze waggelde naar voren. "Bedoelt u Maria en Jozef in de stal met het kind in de kribbe en de herders er omheen?" vroeg ze.

"Aha," zei de keizer, "vertel het me!"

"Nou," zei de keukenmeid, "dat ... kent u toch zeker?"

"Vertel het me," brulde de keizer en de lijfwacht drukte de keukenmeid op het gouden krukje met de geborduurde zitting.

"Nou, Maria en Jozef moesten naar Bethlehem," begon de dikke meid bevend. "Maar het was overal vol en zo kwamen ze in de stal en daar kreeg zij haar kindje en ze legde het in een kribbe op een beetje stro want ze had niets anders en toen kwamen de herders en toen ..."

"En toen?" vroeg de keizer.

"Nou toen ... toen niks," stamelde de keukenmeid.

"Dat is 't."

"Het hele verhaal?" riep de keizer. De keukenmeid knikte. "Lijkt nergens naar!" schreeuwde de keizer. "Ga in de hoek staan!" De keukenmeid ging in de vierde hoek van de zaal staan met haar neus tegen de scheurkalender. "Zoek een andere verteller!" beval de keizer schreeuwend. "Onmiddellijk Mars."

De lijfwacht marcheerde weg en kwam even later terug met een hofdame, die dadelijk ging zitten en begon te vertellen. Ze had een mooie stem en weidde lang uit over de mooie blauwe sjerp van Maria en het prachtige gezang van de engelen. "En het kindje lachte zo lief," sprak ze. "En toen?" vroeg de keizer. De hofdame schokte overeind. "Vond u het niet mooi?" vroeg ze. "Nee," antwoordde de keizer. "Tegen de muur. De volgende."

Nu verscheen een kamerdienaar die uitvoerig beschreef hoeveel moeite Jozef deed om toch een plaats in een der herbergen te krijgen, hoe koud het was in de stal en hoe dikke tranen over de verweerde rimpels van de herdersgezichten biggelden.

"En toen?" vroeg de keizer knorrig.

"De geschiedenis is uit, Majesteit,"
sprak de kamerdienaar plechtig.

"Tegen de muur," brulde de keizer,
"zoek een volgende verteller."

De volgende was een poetsknecht die het alleen maar over de herders had en hen ruwe dingen liet zeggen en daarna kwam er een hofdame die het in dichtvorm deed maar telkens vroeg de keizer: "En toen?" Dan kwam er geen antwoord en ze werden tegen de muur gezet. Tenslotte verscheen er een groepje hovelingen, dat gauw een kerstspel had ingestudeerd. Ze voerden het op met een echte os en een echte ezel, maar de keizer riep: "Kwatsch! Namaak. 't Lijkt er niet naar. Tegen de muur met jullie. De volgende."

Maar er was niemand meer in het paleis. De hele hofhouding stond in de troonzaal met de neus tegen de muur, de lijfwacht stond stram in de houding, met de kapitein saluerend aan het hoofd en het bleef doodstil.

"Het kerstverhaal!" brulde de keizer, "het echte."

Maar het bleef doodstil.

Jawel, totdat er voetstappen klonken in de gang, de deur geopend werd en een oude soldaat binnenkwam. Hij droeg versleten schoenen en een grote vaalgrijze jas hing over zijn schouders.

"Geen mens bij de poort," sprak hij, "geen mens bij de achterdeur, geen mens bij de binnendeur, geen mens in de keuken, niemand in de gang, dus ik dacht ..."

"Scheer je weg," riep de keizer.

"Maar ik wou vragen of ..."

"Verdwijn, mars," schreeuwde de keizer.

"... onderdak en een hapje in de keuken,"
stamelde de oude soldaat.

"D'r uit. Ik bedoel kom hier!" bulderde de keizer.
"Kom hier en vertel het kerstverhaal."

De soldaat strompelde tot voor de troon. Hij keek de keizer aan en zweeg lange tijd. Toen sprak hij:

"Och Sire, wat wilt u van een oude soldaat die moe is van de oorlog en moe van het marcheren? Het kerstverhaal? Ik heb een heel leven achter de rug van gaan en staan, van slapen in het koude veld en van dode kameraden. Ik heb het zoete geproefd van de overwinning en het bittere van de nederlaag. Wilt u van mij het kerstverhaal? Mijn schoenen zijn gebarsten en mijn jas is versleten. Hoe kan ik vertellen over wollen schaapjes en zingende engeltjes?" Het was doodstil geworden in de troonzaal. "Maar wat is het kerstverhaal?" vervolgde de oude soldaat. "U bent een machtig keizer. U beveelt en ieder doet wat u zegt. Ik zie ze hier allemaal staan met hun neus tegen de muur, als gehoorzame onderdanen en zie: het kerstverhaal gaat ook over een keizer. Over de keizer des keizers, over de allerhoogste, die van zijn troon afkwam om mens te worden onder de mensen."

"Maar," ging de soldaat verder, "is dat een verhaal? Als u mij vraagt: en toen? dan zeg ik: kom van uw troon af, machtig keizer en word mens onder de mensen. Dan zult u het kerstverhaal kennen."

De soldaat zweeg en even bleef 't stil in de troonzaal. Toen greep de keizer naar zijn gouden kroon en smeet hem met zoveel kracht op de vloer als hij nog nooit gedaan had. Alle hovelingen langs de muur keken ontzet om.

"Brutale luis," schreeuwde de keizer, "hoe durf je zo tegen mij te spreken? Verdwijn van hier, onmiddellijk. In looppas."

De soldaat haalde de schouders op. "Schiet op, mars," bulderde de keizer. De soldaat haalde opnieuw zijn schouders op, keerde zich om en begon langzaam naar de deur te strompelen.

"Donder en bliksem," brulde de keizer, "ik zei: looppas." Maar de soldaat scheen het niet te horen en opeens kwam de keizer als een woedende stier overeind, sprong de drie treden van zijn troon af en rende de soldaat achterna om hem het paleis uit te schoppen.

"Dat zal je voelen," riep hij, maar vreemd genoeg kon de keizer hem niet te pakken krijgen. Telkens wanneer hij meende de soldaat een schop of stoot te kunnen geven, was deze juist iets verder dan hij dacht.

"Ik zal je," schreeuwde de keizer door de lange gang. Hij gooide zijn zware hermelijnen mantel af om zich beter te kunnen bewegen en vloog de strompelende soldaat achterna. Maar deze ging door de keuken, door de achterdeur en de poort uit, zonder dat de keizer hem zelfs had kunnen aanraken.

In machteloze woede holde de keizer verder, de grauwe, schimmige figuur achterna, maar hoe harder hij liep, hoe groter de afstand tussen hen werd en tenslotte verdween de strompelende soldaat geheel uit het gezicht. Toen bleef de keizer hijgend staan. Een koude wind blies door zijn dunne onderkleren en hij begon te bibberen en te klappertanden en met zijn knieën te knikken.

"Ik heb het koud," schreeuwde hij. Maar niemand hoorde hem. "Breng mijn mantel," schreeuwde hij. Maar niemand kwam. Hij begon weer te lopen en dwaalde verder en verder. Hij werd kouder en kouder en zijn woede koelde. Toen struikelde hij en viel.

Het was de versleten jas van de soldaat die op zijn weg lag. "Ai," mompelde de keizer, "ai, ik ben gevallen. Van mijn hoge troon ben ik gevallen."

Het duurde een hele tijd voor hij weer opstond en omdat het zo bitter koud was, nam hij de soldatenjas, klopte het stof en zand eruit, sloeg hem om zijn schouders en strompelde langzaam terug naar het paleis.

De eerste, de tweede en de derde lakei, de oude keukenmeid, de hofdames, de kamerdienaren, de poetsknechten en alle andere hovelingen stonden nog steeds tegen de muur toen de keizer weer in de troonzaal verscheen. En omdat er geen schreeuwend bevel klonk, draaiden ze één voor één voorzichtig en nieuwsgierig het hoofd om. Daar stond hun heer en meester, de lastige en nukkige keizer, gehuld in een grauwe, versleten soldatenjas.

Hij sprak: "Het is kerstavond. Ik wens het feest met u allen aan één tafel te vieren en ikzelf zal het kerstverhaal vertellen."

Zo gebeurde. En welk verhaal dat was, weet ieder die ooit
van zijn eigen troon gevallen is.

Paul Biegel
Nederlands schrijver
1925 - 2006

woensdag 8 december 2021

Een grijze spin en het Christuskind



De kerstboom komt vermoedelijk vanuit de Germaanse traditie en was daar al een teken van vruchtbaarheid en goddelijkheid. Omdat de dennenboom altijd groen blijft, werd al in die tijd gekozen voor wat bij ons een spar zou heten en we bezingen als een dennenboom. Dit ritueel werd later door de christenen overgenomen. Zoals gesteld was het al bij de Germanen, gebruik om kerstversieringen te hebben. Het heette toen nog geen kerstmis natuurlijk, maar midwinterfeest en het was een feest van 13 dagen waarin de kortste dag en de jaarwisseling gevierd werd. Er waren grote vuren en lichten en veel groene takken om de vruchtbaarheid uit te nodigen voor een volgend seizoen.

De dennenboom werd in de eerste instantie versierd met appeltjes en slingers, later kwamen de kerstballen en engelenhaar. Het 'haar van engelen' geeft een mooie glans aan de kerstboom. Dit symboliseerde de bescherming van engelen, of er werd de betekenis van ijspegels aan gegeven (die we ook kennen als een alternatieve kerstbal) Pas in de 19de eeuw is de kerstboomtraditie echt naar Nederland gekomen, nadat het in Duitsland al sinds de 16de eeuw traditie was. Het duurde tot het jaar 1800 tot de kerstboom, dankzij Duitse emigranten, in de Verenigde Staten een thuis vond, maar dat was toen ook nog maar een jong continent.

Het ontstaan van engelenhaar



Een mooie legende over het ontstaan van engelenhaar.

Een grijze spin en het Christuskind.


Een legende van de ongeliefde spin

Er was eens een grijze spin, die liep over de vloer van de herberg. De dochter van de herbergier zag hem lopen en gilde:

"Oh! Maak dat je wegkomt, lelijk mormel!"

Terwijl de spin snel tegen een muur opklom vroeg ze zich af:

"Zou ik werkelijk lelijk zijn? Hoe het ook zij: Mijn web is prachtig."

Vervolgens spon ze een mooi groot web en zocht een goed plaatsje om daarin te overnachten. Maar, o hemeltje lief, de volgende morgen kwam de herbergierster aan met haar bezem.

"Wat? Een spinnenweb in mijn schone kamer?"

riep ze luid en veegde met haar bezem resoluut
het prachtige web naar beneden.

"Daar ga je", zei ze,

en joeg de spin met haar bezem naar buiten.


"Ik kan spinnen niet uitstaan, met hun lelijke harige lichamen en hun afschuwelijke lange poten!" riep ze de spin nog na.

"Niemand mag me," jammerde de arme spin, terwijl ze op weg ging naar de stal. Daar aangekomen spon ze een nieuw web helemaal van de ene balk naar de andere. Daar zou niemand haar lastig vallen en de dieren onder haar waren eigenlijk wel dankbaar. Per slot ving de spin de vliegen die hen anders zouden plagen. De spin was blij daarom. Nu maak ik me tenminste nuttig, dacht ze. En met een zucht en een vlaag van verdriet dacht ze er achteraan "Was ik nu ook maar mooi". Omdat dat nu eenmaal niet kon, begon ze het fijnste web te spinnen dat ooit door een spin was gemaakt. Ze werkte er al heel lang aan, toen ze een grote drukte onder haar in de stal ontdekte. Ze hoorde stemmen en er flikkerden lichten. Wat er precies gebeurde was niet duidelijk, maar toen ze de volgende ochtend omlaag keek, zag ze daar een teer kindje liggen in een van de kribben. Over het kindje, boog zich een mooie jonge vrouw, terwijl een wat oudere man met een vriendelijk gezicht toekeek. De baby begon te huilen.

"Hij heeft het koud," zei de jonge vrouw, zijn moeder, "Ik heb al het stro al over hem heen gelegd, maar het is nog niet genoeg."

De grijze spin zag haar grote kans en kwam van de balk omlaag met haar schitterende web, dat zo zijdezacht was als distelpluis en zo warm als wol. De spin legde het spinsel aan de voeten van de jonge moeder en zij pakte het op. Nadat ze het over haar baby heen gelegd had en hem warm had ingestopt hield haar kind op met huilen en viel tevreden in slaap. Maria, de moeder van het kind, keerde zich naar de kleine grijze spin, die daar trots stond te kijken.

"Zeg eens, grijze spin, welke beloning wil je hebben voor je mooie geschenk aan mijn zoon?" 

"Oh, alstublieft," zei de spin, terwijl ze haar voorpoten ineensloeg, "ik zou zo graag mooi worden, zodat iedereen van me zou houden".

"Dat kan ik niet doen," antwoordde Maria, "je moet zo blijven, als de Heer je heeft geschapen. Maar ik zal maken dat de mensen voortaan blij zullen zijn om je te zien. Als iemand voortaan een spin ontdekt, dan zal hij zeggen: Aha, dat betekent geluk."

Zo gebeurde het ook. De spin werd voortaan verwelkomt als een teken van geluk. Tot op de dag van vandaag hangen wij op kerstavond lange gouddraden en zilveren engelenhaar in de kerstboom, als herinnering aan deze kleine grijze spin en het web dat het Christuskind mocht verwarmen.

dinsdag 24 december 2013

Kerstwens


Blogvrienden en lezers,
ik wens jullie hele fijne en vrolijke feestdagen.

Liefs, Diana

maandag 23 december 2013


"He who has not Christmas in his heart
will never find it under a tree."

Roy L. Smith

maandag 24 december 2012

The stranger


At Christmas time there was a man
who looked so out of place,
as people who rushed about him
at a hurried sort of pace.

He stared at all the Christmas lights,
the tinsel everywhere,
The shopping centre, Santa Claus,
with children gathered near.

The Mall was packed with shoppers
who were going to and fro,
Some with smiles and some with frowns
and some too tired to go.

They rested on the benches
or they hurried on their way,
to fight the crowd for purchases
to carry home that day.

The music from a stereo
was playing loud and clear
of Santa Claus, and snow men,
and a funny-nosed reindeer.

He heard the people talk about
the good times on the way,
Of parties, fun, and food galore,
and gifts exchanged that day.

"I'd like to know what’s going on,"
the man was heard to say,
"There seems to be some sort
of celebration on the way."

"And would you tell me who this is,
all dressed in red and white?
And why are children asking him
about a special night"?

The answer came in disbelief,
"I can’t believe my ear!
I can’t believe you do not know
that Christmas time is here,
The time when Santa comes around
with gifts for girls and boys,
When they’re asleep on Christmas,
he leaves them books and toys".

"The man you see in red and white
is Santa Claus, so sly,
The children love his joyful laugh
and twinkle in his eye."

"His gift packed sleigh is pulled
along by very small reindeer,
As he flies quickly through the air,
while darting here and there."

"The children learn of Santa
while they are still quite small.
When Christmas comes, he is the
most important one of all."

The stranger hung his head in shame,
he closed a nail-pierced hand.
His body shook in disbelief;
he did not understand.

A shadow crossed his stricken face,
his voice was low but clear,
"After all these years, they still don’t know."
And Jesus shed a tear.

Aan ...


De daklozen, de armen en mensen met leed
Mensen met ziektes en in raggen gekleed.
Met een matras ergens in een hoek,
hun dagen te lang en alle hoop zoek.

De ongehuwde meid in verwachting
wiens pijn we kunnen verzachten.
Die overweegt naar de abortuskliniek te gaan
als wij haar gewoon in de kou laten staan.

De bejaarden in de verzorgingshuizen,
Door familie afgewezen, hun harten vergruizen.
Emotioneel aan de kant gezet
en niemand die meer op hen let.

Het misbruikte kind, ongeliefd en afgewezen,
beroofd van aandacht … een eenzaam wezen.
Zij verschuilt zich achter een muur van boosheid,
en voelt zich verloren in deze liefdeloosheid.

Zij bestaan echt; de armen, de moedelozen, de eenzamen
met diepe behoeften staren zij uit hun ramen.
Zo velen die wij kunnen liefhebben en raken,
Samen kunnen wij hen helpen … hen weer beter maken!

Het Kerstseizoen gaat weer snel voorbij
en we schuiven het bijzondere gevoel dan weer opzij.
En vergeten dan de behoeften van andere mensen
en negeren hun gehuil en hun stille wensen.

De ogen van onze Redder zijn met tranen gevuld
omdat wij niet het hele jaar in liefde zijn gehuld;
omdat wij niet altijd willen geven om te verzachten,
maar gewoon weer op de volgende Kerst zitten wachten.

Diane Wright

Santa Claws


De kat van Simon speelt met de kerstboom.

Fijne kerst


De dieren hebben vaak veel te verduren met kerst. Gebraden kalkoen, gevulde eenden, halve varkens en hele inktvissen belanden op de borden van ons dierenliefhebbers.

De dieren zelf vinden dit natuurlijk geen pretje.
Maar toch zingen/wensen ze ons een fijne kerst toe.

Klik hier voor het filmpje!

Kerst 2012


Als klein meisje aan oma's hand naar de kerk gaan
Zag ik overal kerstbomen met gekleurde lichtjes aan.
In de kerk was het ook een zee van licht
Het was zo'n schoon en vredig gezicht.
Toen had ik al van die gedachten
Dat licht heeft heel veel krachten.

Waarom alleen met kerst zoveel vrede
Kan dat niet heel het leven
Oma zei dan: ja, mijn kind
Als ieder mens het Goddelijk licht bemint
Als jij dan je gedachten laat dwalen
Kan jij de Goddelijke kracht zo ophalen.

Want dan voel je wat God is
Ja, Goddelijke kracht is het licht
Laat ons daarom het licht en liefde
in ons hart voelen en horen.

Laat het branden en stuur het door
Dat brengt vrede, licht, liefde en wonderen hoor.

Prettige feestdagen en een voorspoedig 2013.

donderdag 20 december 2012

Kerstwens 2012


Aan de vooravond van kerstmis 2012
wens ik jou ...

Sterkte in moeilijke dagen,

Een glimlach voor als verdriet als een tsunami
het tuintje van je hart overspoelt,

Regenbogen volgend op donkere wolken,
een gulle lach die je lippen kust,

Nu en dan een
onverwachte mooie zonsondergang
die je hart verwarmt,

Af en toe een knuffel
om tot elkaars grond te komen,

Vriendschap om je bestaan
te verlichten van eenzaamheid,

Een zicht op de schoonheid
om je heen en in jezelf,

Vertrouwen zodat je kan geloven
dat er uit elke stap geleerd kan worden,

Zelfverzekerheid in evenwicht met gerede twijfel
in de eigen weg en andermans oordeel,

Geduld om de waarheid te leren wegen
en de context leren kennen,

Moed om te aanvaarden dat je nooit
echt jezelf of anderen zal leren kennen en vooral ...

Liefde als energie om onderweg te blijven
met anderen en jezelf.

vrijdag 14 december 2012

dinsdag 11 december 2012